1.3 Inkomensregelingen
Geld
Geld (toelichting)
Het definitieve BUIG-budget is naar beneden bijgesteld wat resulteert in een tekort. Dit mede doordat Loonkostensubsidie (LKS) onderdeel is van het BUIG-budget en dit onderdeel per 1 januari 2022 een nieuwe financieringssystematiek kent (op basis van realisatie van het voorgaande jaar). De doelgroep LKS groeit nog elk jaar, waardoor elk jaar een gat ontstaat op dit onderdeel. Samen met het onderdeel Participatie ontstaat een negatief resultaat van € 150.000,-. In de programmabegroting 2023-2026 is de LKS reeds structureel hoger begroot vanwege deze systematiek en ontwikkeling.
Ook drukken de uitkeringen Bbz in 2022 (aanzienlijk) zwaarder op de begroting dan voorgaande jaren. Dit komt doordat in een deel van 2022 nog versoepelde voorwaarden voor het Bbz golden (i.v.m. het aflopen van de Tozo-regeling a.g.v. corona). Normaliter gelden er relatief strenge voorwaarden voor het Bbz, waardoor het verbruik dus relatief hoog is in 2022 met als negatieve afwijking een bedrag van € 190.000,-.
In 2022 is voor het eerst de energietoeslag uitgevoerd. Deze bedroeg in eerste instantie € 800.-- per huishouden (tranche 1), maar is in de zomer 2022 opgehoogd naar € 1.300,-- (tranche 2). De gemeente heeft zodoende 2 keer een bedrag ontvangen voor de bekostiging van de energietoeslag en de verhoging van de energietoeslag. Het initieel beschikbaar gestelde bedrag is meegenomen op de begroting (kostenplaats Minimabeleid). De tweede tranche (om de verhoging te kunnen bekostigen) is echter niet meegenomen in de begroting, maar is inmiddels wel ontvangen. Met deze tweede tranche wordt de energietoeslag en het minimabeleid binnen de bestaande middelen worden uitgevoerd. De overschrijding van de tweede tranche met een bedrag van €640.000 wordt gedekt uit een hogere algemene uitkering onder taakveld 9.7. Inmiddels is er een derde tranche ontvangen waarmee gemeenten vooruit kunnen lopen op de energietoeslag 2023. Deze middelen zijn als stelpost bij taakveld 9.7 overgeheveld naar 2023.